H. Bot (2005)
Amsterdam/New York: Rodopi Prijs: € 60,-
Hans Rohlof, psychiater.
Centrum ’45- de Vonk. Noordwijkerhout
Werken met tolken
In de psychotherapeutische praktijk is het werken met tolken nog steeds niet algemeen geaccepteerd. Sommige therapeuten klagen over de afstand die ze daardoor tot hun patiënt voelen, anderen menen dat de tolken hun woorden slecht vertalen. Daardoor gebruiken slechts weinig therapeuten in hun behandelingen tolken, of als ze dat doen met grote tegenzin. Helaas is daardoor een grote groep patiënten die het Nederlands niet of slecht beheersen uitgesloten van een effectieve behandelvorm. Hanneke Bot deed uitgebreid onderzoek naar het werken met tolken. Dit boek is gebaseerd op haar proefschrift.
Bot merkt op dat het merkwaardig is dat er twee beroepsgroepen -psychotherapeuten en tolken- zijn die zo intensief met elkaar samenwerken maar die verder zo weinig contact met elkaars hebben over hun zienswijzen, werkwijzen en opvattingen. Bot heeft getracht de kennis hierover te vergroten. Dat is gelukt. Het boek leest als een wetenschappelijke detective, een speurtocht door moeilijk want onontgonnen materiaal. Het is echter geen leerboek voor het werken met tolken. Zo’n leermethode, zou er overigens gemakkelijk kunnen komen op basis van dit onderzoek: voor de schrijfster ervan heb ik wel een suggestie.
Het werk is theoretisch goed onderbouwd. Bot gebruikt de theorie van de een-, twee- en driepersoonspsychologie als model van datgene wat therapeuten en tolken in een therapeutisch gesprek beleven. In de eenpersoonspsychologie, die stamt uit de klassieke psychoanalyse, gaat het enkel om het beleven van de patiënt en doet de persoon van de therapeut niet ter zake, is de therapeut ondoorzichtig. In de tweepersoonspsychologie zijn zowel de belevingen van de patient als die van de therapeut belangrijk, en in de driepersoonspsychologie is daarbij nog de context van de therapeutische setting belangrijk. Bot toont aan dat er bij ’tolkbemiddelde’ gesprekken sprake is van de driepersoonspsychologie, waarbij de context dan vooral in de tolk gelegen is. De officiële strategie bij tolkbemiddelde gesprekken, onder andere in Nederland van het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland (TVCN), is dat de tolk een vertaalmachine is die zo accuraat mogelijk vertaalt, en zichzelf als het ware wegcijfert. Bot meent dat dit een fictie is, en daarbij in de meeste gevallen ook ongewenst.
In het model van de driepersoonspsychologie is de persoonlijkheid van de tolk van belang, en is het beter te spreken van het tolken in interactieve termen. De tolk heeft door zijn zienswijzen en wereldbeschouwing een invloed op de therapie. Bot pleit voor het opleiden van tolken in psychotherapeutische begrippen en handelswijzen.
Onderzoek
Bot heeft eerst aan therapeuten gevraagd om aan te geven wat zij belangrijk vonden van tolkbemiddelde gesprekken, en daarna met de methode van concept mapping (een wetenschappelijke vorm van concept-constructie) deze ideeën geïnventariseerd en een bepaalde waardering gegeven. Daaruit kwam als belangrijkste naar voren: dat de therapeut geacht wordt de zitting te leiden, dat de tolk dient te vertalen wat therapeut en patiënt zeggen, dat de tolk op de hoogte dient te zijn van therapeutische technieken, en dat hij zich niet daarvan mag distantiëren. Therapeuten wijzen het idee van de tolk als cotherapeut af en hebben geen overeenstemming over het feit of de tolk iets moet weten over de achtergronden van de patiënt. Er zijn verschillen van mening over het geven van culturele informatie, over sociaal contact met de patiënt, en over de vorm van emotionele participatie in het gesprek.
Het tweede gedeelte van het onderzoek is de interpretatie van zes therapiesessies. Dat lijkt weinig maar Bot heeft de gesprekken uitgebreid geanalyseerd: alle teksten laten terugvertalen, en nog een analyse gemaakt van de gebaren en uitdrukkingen die in de gesprekken werden gebruikt. De vertalingen bleken variabel van kwaliteit: tussen de 60 en 94 % was correct vertaald. In een enkel geval bleek zelfs in de vertaling het tegenovergestelde gezegd te worden van wat de therapeut zei!
Aanbevelingen
Belangrijke hulpmiddelen bij het voorkomen van missers in vertalingen zijn het voorkomen van lange monologen en het voorkomen van overlappingen in het praten van de drie personen. Daarnaast beveelt Bot aan om bij het vermoeden van vertaalproblemen de methode van de recycling te gebruiken: het enkele malen herhalen met andere woorden van wat er al gezegd is, totdat je de indruk krijgt dat de patiënt het begrepen heeft: iets wat in monolinguale therapie ook vaker gebruikt zou moeten worden. Rigide hulpmiddelen zoals de patiënt te dwingen de therapeut aan te kijken en de tolk achter de patiënt te zetten wijst Bot af. Dit zijn zaken die in haar materiaal enkel tot slechtere interactie, en slechtere vertalingen leiden. Ze adviseert de tolk een interactieve rol te geven in de behandeling: hij of zij is geen cotherapeut maar kan wel de therapie extra kracht geven. In dat geval is het aanbevelenswaardig zoveel mogelijk met dezelfde tolk te werken. Dat lukt helaas niet met de nieuwe strategie van het TVCN, waarin het sterk aandringt telefonische en adhoc tolken te gebruiken.
Het onderzoek van Bot richtte zich op live aanwezige tolken, maar ze verwacht slechtere uitkomsten van telefonisch tolken, omdat dan de hulp van de nonverbale signalen verdwijnt.
Het boek van Bot is in de Nederlandse psychotherapie, maar ook internationaal, een unicum. Het is een belangrijke studie, waarin sterke aanbevelingen voor de praktijk van de tolkbemiddelde psychotherapie staan. Zoals gezegd is het geen leerboek. De voorbeelden van de vertalingen zijn echter zeer verhelderend.
Totdat er een echt leerboek verschijnt over tolkbemiddelde psychotherapie, zou de therapeut met koudwatervrees voor het werken met tolken dit boek moeten bezitten. Verder, maar dat is een beleidszaak: er zou een betere opleiding moeten komen voor het werken met tolken, gebaseerd op dit boek. Wellicht valt dit in een nieuw politiek klimaat, na de komende verkiezingen, weer te proberen.