Transculturele psychiatrie: internationale aandacht voor een volwassen onderwerp

door Frank van Wijck, wetenschapsjournalist

De laatste jaren staat transculturele psychiatrie volop in de belangstelling. Het besef groeit dat mensen uit andere culturen méér moet worden geboden dan de standaard programma’s die voor onze autochtone bevolking zijn getest en succesvol zijn gebleken. Verdieping in de achtergrond van mensen is onontbeerlijk om hun hulpbehoefte te kunnen begrijpen. Voor het ondergaan van een cultuurshock hoef je niet noodzakelijkerwijs ver te reizen. Neem bijvoorbeeld Hans Rohlof, lid van het organizing committee van the international conference on transcultural psychiatry die afgelopen juni in Amsterdam werd gehouden. Hij beleefde zelf als student de cultuurovergang van het katholieke zuiden naar het calvinistische westen. ‘Misschien is daar wel de basis gelegd voor mijn interesse voor de psychiatrische begeleiding van mensen die een cultuuromslag hebben meegemaakt en hun weg moeten vinden in een nieuwe cultuur’, zegt hij.

Een basis van waaruit hij een flinke vervolgstap heeft gezet overigens, want hij werkt al jaren uitsluitend met vluchtelingen: sinds 1999 in Centrum ’45 in Oegstgeest en daarvoor bij Pharos in Utrecht. En tegenwoordig hebben steeds meer van zijn vakgenoten aandacht voor het onderwerp transculturele psychiatrie. ‘Het organisatiecomité vond dat het onderwerp volwassen was geworden en dat we genoeg te bieden hadden om een wetenschappelijke stand van zaken voor het voetlicht te brengen’, zegt Rohlof. ‘En de belangstelling die dit congres losmaakte, bewees het gelijk van deze stelling, want we kregen bijna tweemaal zoveel abstracts aangeboden als we konden plaatsen. En nog van uitstekende kwaliteit ook. Omdat er altijd mensen zijn die op het laatste moment toch nog afzeggen, konden we uiteindelijk vrij veel mensen alsnog een lezing laten verzorgen. En het overige aanbod heeft in ieder geval via posterpresentaties zijn weg gevonden naar de congresgangers.’

Grote en internationale belangstelling

Het organisatiecomité voor het congres rekende vooraf op 250 tot driehonderd deelnemers en mocht er uiteindelijk 350 verwelkomen. ‘Dat is een mooi resultaat’, zegt Rohlof, ‘zeker als je bedenkt dat het een congres van vier dagen was. Wat heel goed heeft gewerkt, is dat we de mogelijkheid hebben geboden het congres ook slechts één dag te bezoeken. Op die manier heeft iedereen er echt uit kunnen halen wat het best op zijn eigen informatiebehoefte aansluit. Bovendien was het programma gewoon goed. En de prachtige locatie – het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam – hielp ook mee.’ Het congres werd geopend door de Amsterdamse wethouder Andrée van Es, die een uitstekend verhaal hield over de toegankelijkheid van zorg voor iedereen. Na die tijd bleef het alle dagen druk. En de dertig procent deelnemers die uit het buitenland naar het congres kwamen, kwamen zelfs uit de Verenigde Staten, Japan en Australië om de lezingen van hun gading mee te pikken. Al kwamen de meeste deelnemers natuurlijk toch wel uit Noord-Europa, mede omdat het congres samen met een noordelijke werkgroep was ontwikkeld. Alleen de Duitsers waren ondervertegenwoordigd. Maar die hebben dan ook jaarlijks een eigen congres voor het hele Duitstalige gebied.

Kennisontwikkeling

De algemene indruk die Rohlof aan het congres heeft overgehouden, is dat de laatste jaren behoorlijk veel aan onderzoek wordt gedaan op het gebied van transculturele psychiatrie. ‘Dit heeft betrekking op zowel epidemiologie als diagnostiek en de specifieke toepassing van therapieën’, zegt hij. ‘Er is dus een enorme kennisontwikkeling gaande. In de laatste tien jaar is veel meer belangstelling ontstaan voor het toepassen van gewone psychiatrische onderzoeksmethoden juist voor dit aandachtsgebied. Dat komt omdat we hebben geleerd dat een aantal tools die we vaak gebruikten, niet werken voor mensen uit andere culturen. Cognitieve gedragstherapie is een goed voorbeeld: het is zeer de vraag in hoeverre deze vorm van therapie ongemodificeerd toepasbaar is bij migranten. Kijk maar naar het onderzoek dat Mark Blom nu in Den Haag doet naar de interpersoonlijke therapie bij behandeling van een depressie. Mensen uit andere culturen verklaren hun klachten op een andere manier, zoeken er andere vormen van behandeling voor dan je zelf in je hoofd hebt. En als je daar niet op inspeelt, komen ze op een gegeven moment niet meer opdagen voor hun sessies zonder dat je weet wat je fout gedaan hebt.’

Veel highlights

Hoewel een zo uitgebreid congres als dit veel onderwerpen kent die de moeite van het bespreken waard zijn, wil Rohlof er toch graag een paar persoonlijke highlights uitpikken. Als eerste noemt hij de lezing van Fons van de Vijver, waarin hij de vraag besprak hoe etnische identiteit moet worden gedefinieerd. ‘Je moet de vraag stellen wat etnisch is en wat persoonlijk’, verduidelijkt hij. ‘Ook heel mooi vond ik de bijdrage van de Canadese hoogleraar Kirmayer over de plaats van de cultuur in de diagnostiek.’ Heel opmerkelijk vond hij de bijdrage van Stevan Weine, die onderzoek doet naar Somaliërs in de Verenigde Staten en daarbij onder andere kijkt naar de vraag hoe zij kunnen radicaliseren. ‘We moeten onze ogen niet sluiten voor jongeren die deze kant op gaan’, waarschuwt Rohlof. ‘In Nederland bestaat hiervoor vanuit de psychiatrie beslist te weinig aandacht. We staan onvoldoende stil bij keuzes die mensen maken.’ Ook de lezing van de Leuvense hoogleraar Mesquita verdient volgens Rohlof bijzondere aandacht. Zij sprak over de verschillende manieren waarop mensen van uiteenlopende culturen hun emoties uiten, bijvoorbeeld hoe schaamte zichtbaar is. ‘Die emoties kun je zien als een uiting van de ander van wat er aan de hand is’, zegt Rohlof. ‘Als je ze verkeerd begrijpt en de achtergrond ervan niet begrijpt, kunnen ze je behoorlijk op het verkeerde been zetten. Ik denk dat psychiaters dit probleem dagelijks in hun spreekkamer tegenkomen.’

Psychologen en jonge psychiaters

Rohlof was zeer te spreken over de aanwezigheid van een aantal psychiaters die in de algemene psychiatrie werken en dus niet in de transculturele psychiatrie. ‘Hun aanwezigheid werd denk ik verklaard uit het feit dat ook zij beslist migranten zullen tegenkomen in hun praktijk’, zegt hij. ‘Ze kwamen dan echt uit persoonlijke interesse.’ Verder is voor dit congres nadrukkelijk de samenhang gezocht met de psychologie. Rohlof verduidelijkt: ‘In de therapie lopen we tegen dezelfde problemen aan. Bovendien verrichten we onderzoek op dezelfde gebieden. De contacten met het Nederlands Instituut van Psychologen waren al goed, maar zijn door dit congres zeker benadrukt.’ Ook waren er vrij veel jonge psychiaters. Het feit dat studenten het congres met korting konden bezoeken, zal hieraan zeker debet zijn. ‘Maar het onderwerp transculturele psychiatrie leeft ook gewoon heel sterk onder hen’, zegt Rohlof. ‘Het is inmiddels een stevige onderzoekspoot, vooral in Amsterdam, Rotterdam. Utrecht en Tilburg.’ Over de kwaliteit van het onderzoek dat vanuit Nederland wordt geïnitieerd, is hij zeer te spreken. ‘Ook Scandinavië en Duitsland zijn zeer actief op dit gebied’, zegt hij, ‘maar we hoeven ons beslist niet te schamen.’

Het beste tot nu toe

De groeiende belangstelling voor transculturele psychiatrie wordt weerspiegeld door het aantal congressen dat er tegenwoordig over wordt georganiseerd. ‘Toch is dit congres echt heel goed geweest’, zegt Rohlof. ‘Ik heb een aantal buitenlandse deelnemers gesproken die dit congres qua inhoud en organisatie het beste noemden dat ze tot nu toe hadden bijgewoond. En deze mensen waren hoogleraren, die vaak dit soort congressen bezoeken. De samenwerking met de transculturele sectie van de World Psychiatric Association speelt hierin een rol. Publicaties op basis van de lezingen uit ons congres in hun tijdschrift Transcultural Psychiatry maakt internationale kennisverspreiding mogelijk.’ Volgend jaar vindt het congres in Frankrijk plaats en in 2012 in Engeland. In beide gevallen zullen zeker Nederlandse sprekers aantreden, verwacht Rohlof. Ondertussen zijn de congresdeelnemers weer gewoon teruggekeerd naar hun dagelijkse werk. ‘Daarin kunnen ze de opgedane kennis beslist benutten’, vertelt Rohlof. ‘Zelf ben ik bijvoorbeeld weer eens met de neus op de feiten gedrukt dat je je in de achtergrond van mensen moet verdiepen om precies te kunnen begrijpen welke behoefte ze hebben. We moeten daar meer rekening mee gaan houden en er misschien ook specifieke behandelmethoden op gaan ontwikkelen. Wat betreft die kennisontwikkeling hebben we nog een lange weg te gaan. Het recent herziene handboek Culturele psychiatrie biedt slechts een tussenstand, daarvan ben ik overtuigd. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar wat we allemaal nog moeten leren op het gebied van neurobiologie. Wellicht is dat een mooi onderwerp voor een volgend congres.’